Beleidsplanning

Handleiding strategische planning voor jeugd- en volwassenenwerk

  • Start
  • Werkwijze
    • Jeugdwerk
    • Sociaal-cultureel werk
  • Werkvormen
  • Bronnen
  • Contact

2.4 Rollen en functies invullen

Het decreet stapt af van werksoorten. Organisaties zijn niet langer gebonden aan gegeven formats.

Om sociaal-culturele organisaties te herkennen, wordt in het decreet een combinatie van sociaal-culturele rollen en functies ingezet. Organisaties dienen drie sociaal-culturele rollen moeten op te nemen in de samenleving: de verbindende rol, de kritische rol en de laboratoriumrol. Ook mogen organisaties, behalve de organisaties met een werking binnen specifieke regio’s, zelf vrij kiezen op welke twee functies zij willen inzetten om hun visie en missie te realiseren in hun praktijken. Dit betekent dat je een weloverwogen en gemotiveerde keuze zal moeten maken voor minstens twee van de vier sociaal-culturele functies: de leerfunctie, de gemeenschapsvormende functie, de bewegingsfunctie en de cultuurfunctie.

Die keuze hangt nauw samen met je maatschappelijke contextanalyse, de gekozen interventiestrategieën en wat deze betekenen voor de (maatschappelijke) verandering die je in de missie en visie wil bewerkstelligen. Met die keuze werk je een eigen identiteit uit als organisatie.

Wat houden deze begrippen precies in? Welke keuzes maak je en hoe kan je ermee aan de slag gaan in relatie tot je beleidsplanning? Welke rol wil je spelen in de samenleving? Welke functies bepalen het DNA van je organisatie? Weerspiegelt de functiemix de eigenheid van je organisatie en draagt die bij tot de realisatie van je doelstellingen?

Rollen

De sociaal-culturele rollen verwijzen naar de bijdragen die sociaal-culturele volwassenenorganisaties als civiele actoren willen realiseren om permanent mee vorm te geven aan democratie en samenleving. De sociaal-culturele rollen zijn het logische gevolg van het civiele perspectief van waaruit sociaal-culturele volwassenenorganisaties gesubsidieerd worden. Als civiele actoren in het maatschappelijk middenveld geven zij samen met vele andere actoren burgers stem in een levendige democratie en dragen zij bij aan een voortdurende beweging in de richting van een meer duurzame, inclusieve, solidaire en democratische samenleving. Die bijdrage bestaat uit het bewegen van burgers, groepen en gemeenschappen tot verbinding, tot kritische reflectie en positionering en tot het uitproberen van nieuwe, betere maatschappelijke spelregels.

Verbindende rol

Met het opnemen van de ‘verbindende rol’ dragen sociaal-culturele organisaties er toe bij dat actoren (mensen, groepen, gemeenschappen) op elkaar betrokken geraken met wederzijdse erkenning, vertrouwen en wederkerigheid tot gevolg. In relatienetwerken, groepen en gemeenschappen kunnen individuen zich actief verhouden op anderen, de omgeving en de brede samenleving en er verantwoordelijkheid en eigenaarschap in opnemen. Individuen ontwikkelen zo hun relationeel burgerschap. Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de verbindende rol.

Het decreet omschrijft het als volgt: mensen verbinden met groepen, gemeenschappen en de brede samenleving door hen ruimtes te bieden waarin ze zich kunnen ontwikkelen in relatie tot anderen en door hen kansen te bieden op deelnemen en deelhebben aan die groepen, aan gemeenschappen en aan de brede samenleving.

Kritische rol

Met het opnemen van de ‘kritische rol’ dragen sociaal-culturele organisaties bij tot de reflexieve waardering en stellingname ten aanzien van de heersende cultuur en samenleving. Mensen worden zich bewust van kwesties, betrekken er zich op en maken ze mee tot publieke kwestie. Individuen ontwikkelen zo hun kritisch burgerschap. Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de kritische rol. Uiteraard moet dit gebeuren met respect voor het kader en de doelstelling van het decreet en in het bijzonder voor de principes en de regels van de democratie en het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens.

In het decreet heeft men het over in vraag stellen van waarden, normen, opvattingen, instituties en spelregels en de publieke dialoog daarover voeden en voeren.

Laboratoriumrol

Met het opnemen van de ‘laboratoriumrol’ dragen sociaal-culturele organisaties bij tot gewenste maatschappelijke verandering als antwoord op samenlevingskwesties. In maatschappelijk innoverende praktijken, zoeken en proberen mensen, groepen, organisaties en gemeenschappen al lerend antwoorden te vinden op maatschappelijke uitdagingen. Organisaties kunnen daartoe exploreren met nieuwe strategieën, methodes, thema’s functiemixen, … en mogen daar ook in mislukken. Individuen ontwikkelen zo hun ondernemend burgerschap. Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de laboratoriumrol.

In het decreet is er sprake van in maatschappelijk innoverende praktijken experimenteren met nieuwe maatschappelijke spelregels als antwoord op complexe samenlevingsvraagstukken.

Functies

Leerfunctie

In het decreet heeft men het over het doelgericht opzetten van leeromgevingen die het leren door individuen, groepen of gemeenschappen mogelijk maken en bevorderen.

Een leeromgeving is opgevat als het totaal aan middelen, strategieën, personen en faciliteiten dat de lerende in staat stelt om te leren. De lerende leert door middel van interactie met die leeromgeving.

Gemeenschapsvormende functie

Een groep is het geheel van deelnemers aan en deelhebbers in een sociaal-culturele praktijk. Een gemeenschap is een netwerk van personen die in zelforganisatie en samenwerking samen iets delen. Zij kunnen persoonskenmerken (demografisch, sociaaleconomisch, …) delen, of betekenissen (cultuur, overtuiging, …),  of goederen (ruimte, middelen, …). Wanneer we groepen of gemeenschappen vormen spreken we ook over bonding. Dan versterken we de band tussen mensen die zich in elkaar herkennen. Bijvoorbeeld mensen met gelijke leeftijd, ras, religie enzovoort. Wanneer we de interactie tussen groepen en/of gemeenschappen versterken spreken we over bridging. Dan verbinden we mensen die van elkaar verschillen.

Het decreet vermeldt het doelgericht ondersteunen en faciliteren van processen en praktijken die leiden tot vormen en ondersteunen van groepen en gemeenschappen of het versterken van de interactie tussen groepen en gemeenschappen.

Maatschappelijke bewegingsfunctie

Het decreet omschrijft de bewegingsfunctie als het doelgericht ruimte creëren in relatie tot samenlevingsvraagstukken voor engagement en politisering met het oog op veranderingen in denken en handelen en in de inrichting van de maatschappij.

Samenlevingsvraagstukken zijn maatschappelijke kwesties die voorwerp worden van publiek debat en politieke discussie en besluitvorming. Politisering gaat over het politiek bewust worden of betrokken raken bij kwesties die als politiek (en dus niet langer als een louter persoonlijke kwestie) beschouwd worden.

Cultuurfunctie

Cultuur verwijst naar een sociaal gedeeld repertorium van tekens, betekenis en zin die zowel mensen als samenlevingen oriënteert en een bestaansgrond geeft. Cultuur draait om betekenisgeving, en zegt daarmee iets over wat we waardevol vinden in het leven, en hoe we tegen de wereld aankijken. Betekenisgeving veronderstelt bovendien een praktijk. Cultuur is niet een verzameling objecten, maar krijgt vorm in het handelen van mensen. Cultuur wordt levend gehouden door mensen – door herhaling, aanpassing, actualisering, duiding en kritiek – en is daarom steeds in ontwikkeling.  De cultuurfunctie beoogt sociaal-culturele interventies die er op gericht zijn om cultuur als sociaal gedeeld repertoire van tekens, betekenis en zin te creëren, te bewaren, te delen en er aan deel te nemen.

In het decreet heeft men het over het doelgericht creëren, deelnemen, bewaren en delen van cultuur.

Functiemix en functiekeuze

Sociaal-culturele volwassenenorganisaties kiezen voortaan zelf die mix van functies kiezen die ze het best inzetten om hun missie en werking te realiseren.

(Een uitzondering hierop zijn de sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking binnen specifieke regio’s. Zij zijn verplicht om alle vier de functies uit te werken, maar in vergelijking met het vorige decreet moet de leerfunctie hierbij niet langer centraal staan.)

Sociaal-culturele praktijken realiseren nooit slechts één functie, maar werken steeds vanuit een combinatie van functies. Ze zijn intrinsiek multifunctioneel. Als je inzet op de gemeenschapsvormende functie en mensen samenbrengt om hun woon-werktraject in groep af te leggen, dan maak je ook de maatschappelijke bewegingsfunctie waar. Je biedt mensen immers de kans zelf iets concreets te doen en de huidige maatschappelijke situatie in vraag te stellen. Samen fietsen zet ook in op de leerfunctie, want je leert van anderen enz. Net de mix van functies is typerend voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk en werkt onderscheidend ten opzichte van andere sectoren zoals het volwassenenonderwijs waar enkel de educatieve functie centraal staat.

Het decreet gaat uit van die intrinsieke functiemix maar vraagt om minstens twee functies te expliciteren die voor de organisatie van cruciaal belang zijn om haar missie en visie te realiseren. Dit zijn de kernfuncties van een organisatie. Zij bepalen het DNA van de organisatie. Wanneer een van deze functies zou wegvallen, verandert het uitzicht en de realisatie van de missie en visie van de organisatie. Organisaties moeten aangeven dat ze op minstens twee functies een duidelijke visie hebben en aantonen dat ze deze ook realiseren doorheen hun praktijken.

De keuze van functies en functiemix bepaalt de eigen en unieke plaats mee die je als organisatie in het sociaal-cultureel volwassenenwerk inneemt. Deze keuze kan evolueren doorheen de tijd en over beleidsperiodes heen, bij een nieuwe subsidieaanvraag.

2.3 Gewenste impact
FASE 3 – GEGEVENS VERZAMELEN

Werkwijze volwassenenwerk

0 - Voorbereiding

  • DE VOORBEREIDING
  • 0.1 Waarom een beleidsplan?
  • 0.2 Wie?
  • 0.3 Procesmatig
  • 0.4 Het draagvlak

1 – Het planningsproces opstarten

  • FASE 1 – HET PLANNINGSPROCES OPSTARTEN
  • 1.1 Het bestuur beslist
  • 1.2 Informeren en betrekken van stakeholders

2 - Verhouden op maatschappelijke context

  • FASE 2 – VERHOUDEN OP MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
  • 2.1 Maatschappelijke contextanalyse
  • 2.2 Formuleren van missie en visie
  • 2.3 Gewenste impact
  • 2.4 Rollen en functies invullen

3 - Gegevens verzamelen

  • FASE 3 – GEGEVENS VERZAMELEN
  • 3.1 Stakeholdermapping en bevraging
  • 3.2 Organisatieprofiel
  • 3.3 Zelfevaluatie
  • 3.4 Actuele kerngegevens
  • 3.5 De gegevensverwerking

4 - Van beleidsuitdagingen naar beleidskeuzes

  • FASE 4 – VAN BELEIDSUITDAGINGEN NAAR BELEIDSKEUZES
  • 4.1 SWOART
  • 4.2 Beleidsuitdagingen
  • 4.3 Beleidsopties
  • 4.4 Beleidskeuzes

5 - Opmaken doelenkader

  • FASE 5 – OPMAKEN DOELENKADER
  • 5.1 Strategische (of algemene) doelen
  • 5.2 Operationele doelen
  • 5.3 Indicatoren
  • 5.4 Doelstellingen realiseren aan de hand van acties
  • 5.5 Check met missie en visie

6 - Zakelijke planning en beleidsvoering

  • FASE 6 – ZAKELIJK PLANNING EN BEDRIJFSVOERING
  • 6.1 Geïntegreerd zakelijk, kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid en de afstemming met het inhoudelijk beleidsplan
  • 6.2 Goed bestuur
  • 6.3 Uitwerken van het zakelijk deel en afstemmen met het inhoudelijke luik: RADAR

7 - Redactie beleidsplan en input subsidiedossier

  • FASE 7 – REDACTIE BELEIDSPLAN, INPUT SUBSIDIEDOSSIER
  • 7.1 Beleidsplan als werkinstrument
  • 7.2 Managementsamenvatting
  • 7.3 Plan van aanpak

8 - Uitvoeren

  • FASE 8 – UITVOEREN
  • 8.1 Jaarprogramma’s
  • 8.2 Rapportering
  • 8.3 Uitdragen naar stakeholders
socius.be
Steunpunt Sociaal-cultureel werk vzw
Sainctelettesquare 19
1000 Brussel
www.socius.be
Disclaimer
de ambrassade
Leopoldstraat 25
1000 Brussel
www.ambrassade.be
Licentie Creative Commons
De inhoud van deze website wordt in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk delen 2.0 België-licentie. Vermeld bij overname van teksten een link naar de oorspronkelijke pagina.
met de steun van de Vlaamse Gemeenschap